Tijd van steden en staten hoge en late middeleeuwenTijd van steden en staten hoge en late middeleeuwen
Tijd van burgers en stoommachines industrialisatieTijd van burgers en stoommachines industrialisatie
Tijd van de wereldoorlogen eerste helft 20e eeuwTijd van de wereldoorlogen eerste helft 20e eeuw

Van klei tot steen en dakpan: steenkuilen en pannebakkerijen

In de taal van de stratenmaker: er zijn ‘waaltjes’, ‘ijsseltjes’ en ‘rijnsteentjes’. De namen van deze bakstenen geven de herkomst aan. Ze komen uit de buurt van Nijmegen, uit de omgeving van de Hollandse IJssel en … de rijnsteentjes komen oorspronkelijk uit Woerden! Eeuwenlang vormen de fabrieken voor bakstenen en dakpannen de belangrijkste industrie in Woerden. Veel daarvan is nu verdwenen, maar niet alles. Op de hoek van de Leidsestraatweg en de Jozef Israelslaan staat, vlak naast de Oude Rijn, een beeld. Het heet “De Pannenbakkers”. Bovendien telt Woerden ook nu nog één dakpannenfabriek. Je vindt hem aan de “Pannebakkerijen”. Wist je dat deze industrie al aanwezig was in de dertiende eeuw!?
Het beeld “Pannebakkerijen” is van Ineke van Dijk en gemaakt in 1978. Het beeld geeft eigenlijk de werkzaamheden van de afstrijkers weer. Vader en zoon staande aan een werkbank. De zoon kneedt de klei en vader maakt met een stempelmes de vorm af. (Bron: Wikimedia)
Het productieproces in een steenfabriek in de Bommelerwaard. Bekijk de film door op de afbeelding te klikken. (Bron: NBD-Online, 2014).

Van klei tot steen

Bakstenen en dakpannen maak je van klei. Dit plakkerige goedje wordt in dunne laagjes afgezet als de rivier overstroomt. Daar waar de rivier het langzaamst stroomt, wordt de meeste klei achtergelaten. Zo ontstaan in de buurt van de Oude Rijn op veel plaatsen zogeheten kleiruggen. Om goede stenen en dakpannen te maken moet je de klei kneden met andere materialen, nat in vormen persen, laten drogen en soms wekenlang laten bakken in een steenoven. Het is dus een industrieel proces, inclusief het aanvoeren van grondstoffen en het afvoeren van de producten. Eeuwenlang bepalen de dakpan- en steenfabrieken rond Woerden de plaatselijke economie. Al in de dertiende eeuw komen er in deze omgeving steenovens voor. In de veertiende eeuw moet steenbakker Jacob van Hessel maar liefst 150.000 bakstenen leveren aan Willem van Naaldwijk. Hij gebruikt die stenen om Woerden te versterken voor de strijd tegen Utrecht.

Willem van Naaldwijk

Groei

De steenfabriek “Driemanshoop” is van 1788 tot 1876 in bezit van de familie Knijff. Bij het handvormen van stenen worden kinderen ingezet voor het kneden van de klei, het natmaken van de klei en het afstrijken van de gevulde vorm. Het vormen zelf is mannenwerk. (Bron: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard)

De steenindustrie ontwikkelt zich vooral ten westen van Woerden. Daar liggen de kleiruggen als het ware voor het opscheppen. Ten zuiden van de rivier ontstaan al snel grote gaten in het land. Het gebied rond de Prinsenlaan heet in de volksmond nu nog steeds “de steenkuilen”. De fabrieken moeten later hun klei van steeds verder weg aanvoeren. Men graaft klei af in Bulwijk, het Oudeland, Kromwijk en het Tournoysveld – allemaal gebieden die nog steeds op de kaart van Woerden te vinden zijn. Ze staan deels ook in Barwoutswaarder en Rietveld, die nu tot de gemeente Woerden behoren. In 1650 zijn er zo’n vijfentwintig steenbakkerijen. Opnieuw moeten ze hun klei steeds verder weg verzamelen. De afgegraven klei wordt dan op platte schuiten, ook wel vletten geheten, naar de fabrieken gebracht. Dit is het zware werk van de kleivletters. In de achttiende eeuw gaan ze helemaal tot Kamerik, Harmelen en Linschoten om klei op te halen.

Gilde

In 1687 richten de eigenaren van de fabrieken een soort bedrijfsvereniging op: het pan- en steenbakkersgilde. De fabrieken moeten wel samenwerken om de concurrentie het hoofd te bieden. Het gilde regelt van alles, zoals de vakopleidingen, de arbeidsvoorwaarden, de prijzen, maar ook de zorg voor de weduwen van overleden gildeleden. In 1798 verdwijnt het gilde weer, maar de bedrijven blijven samenwerken. Met name in de Franse Tijd hebben ze het moeilijk. De economie stort in en de buitenlandse vraag stagneert. De fabrikanten vragen in 1816 zelfs aan de stad Woerden om de belasting op de turf-brandstof op te heffen. Gelukkig gaat het later wat beter en in 1850 zien we zo’n 15 bedrijven, vaak in handen van bekende families als De Koning, Knijff en Brunt, waarvan familieleden ook in het gemeentebestuur komen. Sommigen schoppen het tot wethouder of worden zelfs burgemeester.

Ruw volk

Hoe het leven van de arbeiders er uit ziet, weten we een beetje dankzij de Woerdense schrijver Olivier Groeneyk. Hij vermeldt in zijn Beschryving der stad Woerden uit 1829 dat de arbeiders per seizoen (van april tot en met oktober) worden ingehuurd en dat ze wonen in kleine huisjes van de fabriek. In de herfst en winter moeten de arbeiders maar naar de armenkas van de kerk, de diaconie. Als die geen ondersteuning kunnen of willen geven, melden deze arbeiders zich bij de kas van de gemeente. Want buiten het seizoen verdienen ze niets. Geen vetpot dus. En als je een contract wil moet je beloven dat ook je vrouw en je kinderen zullen werken voor de fabriek. Voor niets…

 

Bovenaan staat een zogeheten gesloten Hollandse oven afgebeeld. Rechtsboven in de hoek is een rijtje arbeiderswoningen te zien. De gedroogde stenen worden hoog opgestapeld in de oven, die met turf wordt gestookt. Wekenlang worden de stenen gebakken bij meer dan 1000 graden Celsius. Dan zijn ze voldoende hard en klaar voor gebruik. (Bron: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard).

Onder de arbeiders vind je aardwerkers die de klei afgraven, steenvormers, kleivletters, stokers voor de ovens, en kruiers. Meesterknechten geven de leiding. De schrijver laat ook weten dat het om ruw volk gaat. Ze spreken een eigen dialect en vieren in juli een eigen pannebakkerskermis. Dronkenschap, vechtpartijen en dergelijke zijn aan de orde van de dag in de toenmalige herbergen als De Roos en Het Dorstige Hert. Toch is iedereen ’s morgens steeds weer op tijd om twaalf tot veertien uur te werken! Overigens is de huidige Rozenbrug in Woerden naar De Roos genoemd. Beide herbergen vinden we in die tijd aan de huidige Leidsestraatweg, die in die tijd “Pannebakkerijen” heet.

Naar de 21e eeuw

Het bedrijf “De Dam” is van de familie Brunt. Rond 1920 worden nog paarden gebruikt om de panvormen in galop van de pers naar de droogbanen te brengen. Dit was vooral het werk voor de wat oudere jongens. (Bron: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard).

Aan het einde van de 19e eeuw doet de stoommachine en de elektromotor zijn intrede. Er zijn handige steenfabrikanten die daarmee nieuwe mogelijkheden zien om hun producten beter en goedkoper te maken. Het met de hand vormen van de stenen wordt vervangen door een machine die de klei in vormen perst. De vooruitstrevende fabrikanten doorstaan de concurrentie van de Waalsteen uit Nijmegen en de IJsselsteen uit het gebied van de Hollandse IJssel. De Woerdense Rijnsteen wordt vooral gebruikt voor bestrating. Wie niet meegaat met de nieuwe ontwikkeling wacht het faillissement. Dat geldt uiteindelijk voor zo’n tien bedrijven. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er nog maar drie fabrieken over, waaronder de Wodast (Woerdensche dakpannen en steenfabrieken v.h. firma J. Brunt en Co). Nog altijd worden er dakpannen gemaakt in Woerden, nu door fusie-opvolger BMI Monier, op het terrein aan de Pannebakkerijen.

 

Hoofdauteur: Niek de Kort
Woerden krijgt stadsrechten

Wat weten we van de duistere eeuwen voorafgaand aan het ontstaan van Woerden als stad? Na de Romeinen zijn de ...

lees verder >
Trekschuit verbindingen ontsluiten Woerden

Een treinreis tussen Leiden en Utrecht, via Woerden, duurt nu zo’n veertig minuten. Elk half uur is er een verbinding. ...

lees verder >
Rampjaar en de Slag om Woerden

Wie vanuit Woerden naar Kamerik gaat komt, even voorbij het Brediusbos, langs de Kruipin. Niets herinnert er nog aan, behalve ...

lees verder >
Veranderende vestingstad

Woerden is een vestingstad. Dat zie je direct als je de stadsplattegrond bekijkt. Rondom het centrum tekent zich een vijfhoek ...

lees verder >